Natuur en Mens
De natuur ontgonnen
Nederland heeft al lang geen wilde natuur meer. Duizenden jaren geleden begonnen mensen hier met ontginnen. In de Jonge Steentijd kapten en brandden de 'Hunebedbouwers' stukken bos voor akkers en weidegronden, maar hun invloed bleef beperkt.
In de Brons- en IJzertijd werden de menselijke activiteiten veel ingrijpender.
De opeenvolgende culturen waren enkele eeuwen met minder menselijke invloed van elkaar gescheiden. Hierdoor kon de natuur zich herstellen. Die 'rustige' tussenpozen werden echter allengs korter. Vanaf ongeveer 2500 jaar geleden is er sprake van een voortdurende en steeds intensievere beïnvloeding.
Een boslandschap, ongeveer 5500 jaar geleden, nauwelijks tot geen invloed van de mens. |
Aanvankelijk lag het zwaartepunt van de menselijke activiteiten in de hoger gelegen oostelijke en zuidelijke zandgronden, om vandaar uit te stralen naar de noordelijke kleigronden en de westelijke veen- en moerasgebieden.
- Oernatuur
- Hunebedden
- IJzertijd
- X-sluit
Een zogenaamde 'paleografische kaart' van Nederland ongeveer 4500 jaar geleden. De verschillende typen landschappen hadden hun eigen begroeiingen. Ga met de muis over de kaart voor een vergrote weergave. Bron en informatie
Langs de kusten ontstonden strandwallen waarop duinvorming plaats had. Hoewel laag, beschermden wallen en duinen de achterliggende gebieden. Daar ontstonden lagunen die tot moerasgebieden werden. In de loop van de tijd ontstonden hier veengebieden die zelfs tot hoogvenen konden evolueren. Ga met de muis over de foto: getoond wordt een Peellandschap - een moerasgebied dat over kan gaan in een hoogveen. |
Wat wordt precies bedoeld met 'oorspronkelijke, de oer-natuur'? Deze vraag rijst bij het 'herstellen' van landschappen, het terugbrengen van 'natuur in Nederland'. Het beeld van de 'oer-natuur' wordt gebruikt als referentie van wat als natuurlijk kan worden beschouwd, en zo een richtpunt voor natuurherstel. Toen ongeveer 10 000 jaar geleden de laatste IJstijd eindigde veranderde wat nu 'Nederland' is:
Het kaartje hiernaast illustreert de veronderstelde natuurlijke omstandigheden vóór de komst van de landbouwers, zo'n 5000 jaar geleden.
Deskundigen zijn het niet eens over het karakter van de oerbossen. Waren ze dicht aangesloten of waren ze juist meer parkachtig, met open ruimten door de activiteiten van grote grazers als wisenten? Onze kennis van de vroegere omstandigheden is nog zeer beperkt! |
|
Tussen ruwweg 3000-2000 vC werden hunebedden opgericht. Het zijn collectieve begraafplaatsen van de zogeheten Trechterbekercultuur (Neolithicum, Jonge of Nieuwe Steentijd). Deze cultuur strekte zich uit over een groot deel van West-Europa, van Denemarken en Noord-Duitsland en Engeland via Nederland tot in Spanje. |
Reconstructie van een IJzertijdboerderij in het Wekeromse Zand (Geldersch Landschap, 2011). Om de boerderij heen zijn enkele 'celtic fields' gereconstrueerd. In het Duitse stadje Uelsen (net over de grens ten noorden van Ootmarsum) is een 'Bronzezeithof', een centrum waarin een Bronstijddorpje is nagebouwd en waar bevlogen vrijwilligers allerlei aspecten van het leven in de Bronstijd laten zien, zoals het maken bronzen voorwerpen, het bakken van Bronstijd-brood enz. |
Grafheuvels worden aangetroffen in grote delen van Europa, tot in Rusland toe. Sommige zijn groot en herberg(d)en mogelijk aanzienlijke personen ('vorstengraven'). Met name in de IJzertijd werden relatief grote bosgebieden omgezet in akkers en weilanden, die bekend zijn onder de naam 'celtic fields', ook genoemd: 'raatakkers'. In ons land zijn vergelijkbare activiteiten, zoals in Berg en Bos bij Apeldoorn. |
Na de Romeinse tijd liep de bevolkingsomvang terug. De natuur kon zich enigszins herstellen. In de Middeleeuwen echter groeide de bevolking weer.
Vanaf deze tijd steeg de druk op de natuurlijke omgeving. Steeds meer gebieden werden ontgonnen, zodat er in de 19e eeuw nauwelijks nog echt natuurlijke landschappen over waren. Bossen werden opgeruimd om plaats te maken voor akkers en weidegronden. Vooral op de arme gronden was dit niet vol te houden en ontstonden er heidevelden en zandverstuivingen.
Het allerlaatste stukje 'oerbos', het moerassige Beekberger Woud, werd rond 1870 gekapt.
- Beekberger Woud
- Urwälder
- Heide en Zandverstuiving
- Polders
- X-sluit
|
|
F.W. van Eeden |
Het Beekberger Woud was geen 'écht oer-woud'. Jarenlang was in dit moerassig, moeilijk toegankelijk bos met eeuwenoude elzen, gekapt en geplant. Toch gold het ook in 19e eeuw nog als een oorspronkelijk bos, dat mogelijk duizenden jaren oud was. In deze tijd werden kap en ontginning algemeen als 'vooruitgang' gezien. Via een stemming onder de eigenaren werd ook hier tot kap besloten (1869-1871). Sommigen echter betreurden dit verlies. Zo schreef F.W. van Eeden in 1880: "Dit bosch had als monument van de voormalige natuur van ons land niet minder waarde dan oude gebouwen voor de geschiedenis der vaderlandsche kunst." Van Eeden gebruikte hier als eerste het begrip 'natuurmonument' waarvan hij vond dat het 'uit sloopershanden' gehouden moest worden. |
Hein Schimmel (links) schreef in 1982 een roman over het verdwijnen van het Beekberger Woud, onder de titel: 'Het verloren Woud'. Hein was botanisch medewerker bij Staatsbosbeer en later bij het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN). Verder was hij actief in de natuurbescherming en -educatie en was hij als zodanig belangrijk voor het I.V.N. Ga met de muis over de auteur. |
Klik voor meer informatie op de foto. |
De foto toont de entree van het Borkener Paradies. Dit is een zogenaamd 'Hudewald', gelegen in een bocht van de rivier de Ems bij Meppen, net over de grens bij Emmen. Een Hudewald wordt als een 'Urwald' betiteld vanwege de oude, sterk uitgegroeide (eiken-)bomen en de fraaie ondergroei. In wezen gaat het echter om parkachtige bossen die eeuwenlang voor veeweiding zijn gebruikt. Vooral de eikenbomen werden gekoesterd als voedselbron (eikels zijn goed veevoer!). Hudewälder zijn ook elders in Duitsland nog aanwezig (bv het Neuenburger Urwald in Ost-Friesland), in Engeland (New Forest) en Denemarken. |
Na een aantal jaren intensief gebruik raakten de zandgronden uitgeput en waren niet langer geschikt voor akkerbouw. De gronden raakten begroeid met heidevegetatie. Heidevelden werden vervolgens eeuwenlang gebruikt voor schapenweiding en plaggenwinning. Het zijn dan ook geen échte natuurgebieden. Maar omdat er toch veel bijzondere planten- en diersoorten leefden hadden ze vaak grote natuurlijke waarden. Ze worden wel aangeduid als 'half-natuurlijke landschappen'.
Raakte de bodem nog verder uitgeput, verdween ook de heide en begon het kale zand te verstuiven. Zandverstuivingen komen van nature alleen langs de kust voor (strand, duinkuilen) en zijn in de rest van het land restanten van overbeweiding en uitputting.
Heidevelden en zandverstuivingen besloegen vooral in de 19e eeuw grote oppervlakten. Maar wanneer deze gebieden met rust worden gelaten ontwikkelen zich vroeger of later weer bosgebieden, veelal armetierige eiken-berkenbosjes.
Tegen het einde van de 19e eeuw verdwenen deze landschappen. Het gemeenschappelijk gebruik werd gestopt en de 'woeste gronden' werden ontgonnen (aanplant van dennen, kunstmest).Houd de muis over de afbeelding voor de titel.
Vanaf de dijken is de 'opstrekkende verkaveling' goed te zien. Zie ook deze site. |
Rond het jaar 1000 nC was de bevolking sterk gegroeid. Er had migratie plaats naar de tot dan toe betrekkelijk lege veengebieden van West-Nederland. De kolonisten vestigden zich op de oevers langs de veenriviertjes en ontgonnen van daaruit het gebied ('opstrekkende kavels'). Prachtig is dat te zien in de veenweidepolder 'De Ronde Hoep': de kavelmakers 'kwamen elkaar tegen' in het midden van wat nu de polder is. Google Earth. |
Ook het 'moderne' Beekberger Bos is nat!
Fragment uit de roman, waarin via een stemming het lot van het Woud
wordt bezegeld. Onder: de 'officiële' aanbesteding. Achter in zijn boek
vermeldt Hein de 84 soorten hogere planten die van dit bos bekend
waren.
Eeuwenlang nam de oppervlakte heide toe. De heidevelden hadden wel degelijk een economische betekenis, onder meer als graasgebied voor met name schapen. Laat in de 19e eeuw verloren de heideterreinen deze economische waarden, om meerdere redenen. Ze raakten verlaten; en de heiden en zandgebieden werden nu gezien als 'woeste gronden' (waar je niets aan had).
De talrijke ontginningen hadden ook positieve kanten. Naast grootschalige gebieden als heidevelden en zandverstuivingen ontstonden er talloze kleinschalige 'natuurelementen' als vennen, bosjes, weiden, turfafgravingen, beekjes, buitenplaatsen met parken. Planten en dieren vonden hier een eigen plekje en deden het goed.
Rond 1900 was de ruimtelijke verscheidenheid aan landschapstypen en natuurelementen bijzonder groot. En omdat de menselijke invloed per gebied nogal eens verschilde, stonden de biologische, aardrijkskundige en historische waarden over het geheel genomen op een hoog niveau.
Kortom: er was een grote natuurlijke rijkdom.
Bevolkingsgroei en druk op de natuur
Aan het begin van de 19e eeuw telde Nederland (zoals we het nu kennen) ongeveer 2 miljoen inwoners. Sindsdien is de bevolking sterk gegroeid, van 5 miljoen in 1900, naar 10 miljoen in 1950 en 16 miljoen in 2000.
De wereldbevolking groeide nog veel sterker. Het beangstigende is dat deze groei naar verwachting doorgaat, en mogelijk nog versnelt.
Steden ontstonden in onze streken vanaf de 13e eeuw en groeiden daarna wel, maar niet zo snel. Vanaf ongeveer 1850 versnelt de groei, en vanaf rond 1900 is er sprake van urbanisatie: de stedelijke bevolking neemt snel toe, deels door eigen aanwas, deels door de trek van 'platteland' naar 'de stad'. In de stad was immers werk te vinden.
De sociale omstandigheden van veel mensen waren in de 19e en begin 20e eeuw zeer slecht. Rond 1900 woonden naar schatting twee miljoen mensen in grote armoede, op een bevolking van ongeveer vijf miljoen!
- Nederland
- Wereld
- Stedengroei
- Sociale omstandigheden
- X-sluit
Volgens de verwachtingen (die zelden uitkomen!) zal de groei van de Nederlandse bevolking afvlakken. Wel gaat ze sterk vergrijzen. |
Bij de toename van de bevolking zijn onder meer de volgende factoren van belang:
|
Klik hier voor meer informatie. Het Amerikaanse getal 'billion' is bij ons 'miljard'. |
Het aantal mensen op Aarde neemt in een schrikwekkend tempo toe.
De toename gaat steeds sneller en had vooral plaats in Azië, nu heeft in Afrika een bevolkingsexplosie plaats.. |
De uitbreiding van Amsterdam vanaf 1850 staat model voor de groei van de overige steden in Nederland en van andere Europese landen. Hier staat een animatie van de groei van 1850-2010. De groei van de steden is mede een gevolg van de toestroom van arbeidskrachten van het 'platteland' - in de steden was -en ís- werkgelegenheid! |
Eind 19e en begin 20e eeuw leefden veel mensen onder zeer slechte omstandigheden. De grote meerderheid van de bevolking leidde een armoedig en hard bestaan! Die had niets op met de 'natuurlijke rijkdom', wist daar ook weinig van en had geen tijd en al helemaal geen geld om zich daar mee bezig te houden. Het ging om direct overleven! Dit was onder meer het geval in de veenkolonieën.
Rechts: filmpje van bewoners en hun schamel onderkomen in Zuid-Oost Drenthe, begin 20e eeuw. Dit filmpje komt rechtstreeks van YouTube (1:20).
Een succesvol natuur- en milieubeleid impliceert een goed sociaal beleid.
begin 20e eeuw.
Kortom: een grote sociale armoede!
In de twintiger jaren ging het sociaal-economisch beter. Er werden in de jaren twintig en dertig relatief goede arbeiderswoningen gebouwd, waaronder de 'tuindorpen', waar mensen in een meer groene omgeving konden leven.
Maar in het daarop volgende decennium, de 'crisisjaren', volgde een enorme terugslag. Grote werkloosheid en onrust noopten de regeringen er toe projecten voor de werkverschaffing op te zetten. Onder meer werden in Amsterdam het 'Bosplan' en de Ringspoorbaan gerealiseerd, in Rotterdam het Kralingse Bos en in Den Haag het Zuiderpark.
Woeste gronden werden grootschalig 'ontgonnen' en deels omgezet in 'bomenplantages'. Ruilverkavelingen kwamen van de grond, ook toen al een onderwerp van grote discussies.
De eerste natuurbeschermingsorganisaties werden in deze jaren opgericht en die deden er veel aan om zoveel mogelijk gebieden te verwerven om die te vrijwaren van wat beschouwd werd als aantasting of regelrechte vernietiging.